Ontwerp voor een inhuldigingsplaquette

Uit de collectie

R.P.M. Rhoen

Af en toe vraagt men zich af waarom een object of foto in de collectie van Stichting De Zilver-Kamer zit. Een relatie is niet direct te zien. Na onderzoek kan het resultaat heel verrassend zijn.

lInhuldigingsplaquette

Stichting De Zilver-Kamer is in het bezit van een sepiakleurige foto van een plaquette die, zoals uit de tekst blijkt, gemaakt is voor de inhuldiging van de 18-jarige Wilhelmina als koningin in 1898 te Amsterdam. De foto meet 95 x 137 mm (b x h) en is opgeplakt op een kartonnen plaat van 230 x 292 mm (b x h).

De tekst op de plaquette luidt: ‘WILHELMINA | KONINGIN | DER NEDERLANDEN | WERD | DEN 6 SEPTEMBER | 1898 | TE AMSTERDAM | INGEHULDIGD’ en zegt daarmee waarvoor zij gemaakt werd.

Twee rondbogen vormen de bovenkant. Daar tussen in een grote letter W van Wilhelmina, die gekroond wordt door de koningskroon. Uit de letter W komt links een palmtak en recht een lauriertak. Onder de linker boog staat tegen een achtergrond van eikenbomen de naar rechts gewende met een helm getooide Nederlandse maagd, die een guirlande van rozen vastbindt aan twee uitbottende eikentakken. De twee eikentakken reiken tot in de letter W, waar zij de palmtak en de lauriertak raken. Aan de voeten van de Nederlandse maagd ligt de naar voren kijkende Nederlandse leeuw. Links van de leeuw een wapenschild met het Nederlandse rijkswapen. Rechts van de leeuw enkele knotwilgen met jonge twijgen. In de rechter boog onder het wapen van de stad Amsterdam de reeds genoemde tekst. Rechtsonder de naam van de ontwerper: V D TUUK.

De afbeelding zit vol symbolen. De Nederlandse maagd symboliseert het koninkrijk met zijn kolonies. De Nederlandse leeuw is ontleend aan het Huis Nassau. De eikenbomen staan symbool voor het Huis Oranje-Nassau. De knotwilgen met twijgen en de uitbottende eikentakken willen zeggen dat het Huis Oranje-Nassau nog leeft. Wilhelmina was immers de laatste telg uit dit geslacht. Rozen symboliseren een jonge vrouw. Met de palm- en lauriertak wordt hulde gebracht aan de jonge vorstin.

Prijsvraag

Op initiatief van burgemeester Vening Meinesz van Amsterdam kwam in 1896 op het stadhuis een groot aantal Amsterdamse notabelen bijeen. Zij formeerden zich tot de hoofdcommissie voor de inhuldiging van koningin Wilhelmina die in 1898 in de hoofdstad zou plaats vinden. Uit de hoofdcommissie werd het ‘Centraal Comité van Uitvoering’ benoemd. Dat comité bestond uit: mr. S.A, Vening Meinesz, erevoorzitter, jhr. mr. C.H. Backer, voorzitter, mr. N.P. van den Berg, ondervoorzitter, mr. F.K. van Lennep, secretaris, W.J. Geertsema, penningmeester,jhr. mr. W.G. Dedel, S.P. van Eeghen, A.K.P.F.R. van Hasselt, prof. mr.  D.J. Jitta, mr. H.L.M. Luden, mr. W. baron Roëll, J.H. Schmitz, Jhr. Mr. C.J. den Tex, en M. Wolff, leden.

Medio september 1897 presenteerde het Centraal Comité zijn plannen voor de feestviering tijdens het vijfdaagse verblijf over een jaar van de beide koninginnen in de hoofdstad. Hierop vooruitlopend had het Centraal Comité op advies van een ad hoc commissie in juni al een prijsvraag uitgeschreven voor een ontwerp voor een inhuldigingsplaquette.

In afwijking van de traditie om een gedenkpenning te slaan, besloot het Centraal Comité een plaquette te laten slaan. Koningin Emma had in februari dat jaar namelijk al een prijsvraag uitgeschreven voor een gedenkpenning bij gelegenheid van de inhuldiging.

Aan de prijsvraag konden alleen Nederlandse of in Nederland wonende kunstenaars deelnemen. Over de uitleg van deze bepaling bestond onduidelijkheid, want de correspondent van de NRC in Parijs pleitte ervoor om Nederlandse kunstenaars die in het buitenland woonden - hij noemt Wienecke (Parijs) en Pander (Rome) - aan de prijsvraag te laten deelnemen.

De deelnemer moest een tekening of een model in gips voor een aan één zijde bewerkte metalen plaat inleveren. In de vorm of omlijsting werd hij vrij gelaten. De afmeting van het ontwerp moest 200 x 150 mm zijn. De gedenkplaat zou op de helft van die afmetingen worden geslagen. De beeltenis moest een allegorie of symbolische voorstelling met betrekking tot de inhuldiging weergeven. De ontwerpen moesten voor 1 november 1897 worden ingeleverd. Over de wijze van inlevering waren regels opgesteld. Uit de inzendingen zouden de drie besten gekozen worden. De ontwerpers hiervan zouden een prijs van ƒ 100 ontvangen. De ontwerpers van deze drie geselecteerde ontwerpen zouden dan de opdracht krijgen een definitief model te maken in de reeds opgegeven grootte. De kunstenaar van het als best beoordeelde ontwerp zou een prijs van ƒ 300 ontvangen, van het daarop volgende een prijs van ƒ 200 en de derde een prijs van ƒ 100. De bekroonde ontwerpen zouden eigendom van het Centraal Comité blijven.

De jury bestond uit de heren: jhr. mr. C.H. Backer, voorzitter, mr. F.K. van Lennep, secretaris, prof. C.L. Dake, Bart van Hove, J.R. de Kruijff en J.W. Staphanik.

In het gebouw van de ‘Maatschappij tot bevordering van Bouwkunst’ werden in december dat jaar de twintig inzendingen tentoongesteld. Als beste ontwerpen koos de jury die van J. Keller, L.F. Edema van der Tuuk en J.C. Wienecke.

In de krant staat de volgende beschrijving van het ontwerp van Edema van der Tuuk: ‘Het ontwerp van den heer Edema van der Tuuk, Amsterdam, vertoont de opgeslagen bladzijde der grondwet. Behalve eenige wapens bevat de rechterhelft het inschrift: “Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, werd den 6 September 1898 te Amsterdam ingehuldigd.” Aan deze zijde staat nog naast het wapen van Amsterdam een leeuwenkop afgebeeld. De hoofdfiguur staat aan den linkerkant. ’t Is een statige vrouwengestalte, het lange haar los, een helm op het hoofd. In de handen, hoog voor de borst geheven, draagt zij op een kussen de kroon. Haar blik is gericht op een groote W, omslingerd met lauwerbladen.’

Keller, Edema van der Tuuk en Wienecke werden, zoals in het reglement was bepaald, uitgenodigd een definitief ontwerp te maken. In de tweede ronde - waarvan de uitslag in april 1898 bekend werd gemaakt - werd het ontwerp van Wienecke als beste beoordeeld, Edema van der Tuuk werd tweede en Keller derde.

Van het winnend ontwerp werden in totaal 432 exemplaren (2 goud, 30 zilver, 300 brons en 100 tin) door de firma C.J. Begeer te Utrecht geslagen. Aan koningin Wilhelmina en aan koningin Emma werd een exemplaar in goud, zilver en brons aangeboden.

De beschrijving die in december 1897 van het eerste ontwerp van Edema van der Tuuk wordt gegeven, wijkt op een aantal significante punten af van de beeltenis op de foto in bezit van De Zilver-Kamer. De foto is dan ook van het tweede ontwerp van Edema van der Tuuk.

L.F. van der Tuuk in zijn atelier, 1906 - rechts de winnende plaquette door J.C. Wienecke, brons, 1898.

De beeldhouwer L.F. Edema van der Tuuk (1872-1942) heeft meerdere malen voor J.A.A. Gerritsen te Amsterdam penningen en plaquettes ontworpen of ontwerpen van hem werden door Gerritsen geproduceerd. Daarom zal deze foto in bezit van Gerritsen zijn gekomen. Zij werd door zijn erfgenamen aan De Zilver-Kamer geschonken.

De foto van het gipsmodel van de inhuldigingsplaquette is te dateren 1898 en daarmee de oudste foto in de collectie.