Ans van Zeijst
Toos den Hartoog-Muijsert
Cor Stramrood-Aalten

Portretten van markante vrouwen op de zilverfabriek Gerritsen & Van Kempen

R.P.M. Rhoen

Als men op de website Delpher in de gedigitaliseerde krantencollecties tot 1900 op ‘Vrouwendag’ zoekt, krijgt men meer dan 500 treffers. De vroegste vermelding is uit 1683. De eerste vermelding van Vrouwendag in de Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstreken - deze krant verscheen vanaf 1864 - is in 1871. Het woord heeft dan een andere betekenis dan tegenwoordig.

Vrouwendag is dan nog een datumaanduiding voor 2 februari. Op die dag is het kerkelijke feest van Maria Lichtmis, ook wel Vrouwendag of Lieve Vrouwendag genoemd en komt van Onze Lieve Vrouwe Lichtmis.

In veel streken gingen vroeger de gezellen, dat zijn de mannen die een beroep leerden, op Vrouwendag bij een nieuwe meester in de leer.

Een betekenis in het kader van vrouwenemancipatie kreeg dit woord pas aan het eind van de negentiende eeuw bij de opkomst van de vrouwenbeweging. Het woord kreeg toen een politieke betekenis. Vrouwendag staat nu in het teken van strijdbaarheid en het gevoel van solidariteit van vrouwen overal ter wereld.

Werving van vrouwen voor zilverfabriek Gerritsen | Gerritsen & Van Kempen 1904-1940

Op de foto’s uit 1904 van de directie samen met het personeel van de NV ‘Nederlandsche Fabriek van gouden en zilveren werken, voorheen J.A.A. Gerritsen’ op het binnenplein van de fabriek aan de Looiersgracht 41-43 / Passeerdersstraat 38 in Amsterdam staan alleen maar mannen en jongens, in totaal 42.

Aanvang september 1904 vestigt de zilverfabriek van Gerritsen zich vanuit Amsterdam in Zeist. Frappant is dat vanaf dan regelmatig vrouwelijk personeel door Gerritsen wordt geworven. In de eerste krantenadvertentie in deze regio, geplaatst in de Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstreken van 26 oktober 1904, worden ‘eenige nette meisjes voor diverse werkzaamheden’ en ‘1 nette werkvrouw’ gevraagd. In de volgende personeelsadvertentie op 11 januari 1905 worden weer enige meisjes voor diverse werkzaamheden gevraagd. Aan het eind van dat jaar worden opnieuw nette meisjes voor op de fabriek gezocht.

Opvallend is de advertentie die in de maand februari 1906 verschijnt. Er worden ‘nette leermeisjes’ gevraagd en zij verdienen direct ƒ 2,50 per week. De leerjongens beginnen met een loon van ƒ 1,25 per week. Twee maanden later verschijnt eenzelfde advertentie, waarin weer het loon van ƒ 2,50 per week aan meisjes wordt geboden.

Het verschil in loon tussen meisjes en jongens wordt enkele maanden later nog groter. In de advertenties die verschijnen in juni en juli blijft het aangeboden loon voor meisjes ƒ 2,50 per week, maar voor jongens is het verminderd tot ƒ 1 per week, dat is 25 cent minder.

Meer rolbevestigend zijn de twee advertenties uit maart en mei 1906 voor schoonmaakpersoneel. In de eerste wordt gesproken over ‘een flinke werkster’ en in de tweede over ‘een schoonmaakster’. De werktijden voor deze vrouw waren van 8.30-12 uur en 13.30-18 uur. Het ging om drie dagen per week en haar wordt een loon van ƒ 1 per dag geboden.

In juli 1907 kunnen weer ‘nette leermeisjes’ geplaatst worden met een aanvangsloon van ƒ 2,50 per week. Daarna duurt het drie jaar voordat weer leermeisjes worden gevraagd. Over het aangeboden loon wordt dan in de advertentie niet gesproken. Uit een advertentie uit 1910 blijkt dat ‘nette meisjes’ de opleiding van zilverslijper kunnen volgen.

Tussen 1911-1940 worden in de plaatstelijke en regionale kranten slechts zeven advertenties geplaatst waarin vrouwelijk personeel wordt gezocht:
• ‘Een Juffrouw voor kantoorwerkzaamheden’ – 23 augustus 1919
• ‘Een nette Werkvrouw voor ’s Zaterdags van 12.30-5 uur.’ – 7 februari 1920
• ‘Eenige nette meisjes’ in de leeftijd van 15 à 16 jaar – 16 oktober 1920
• ‘Een Nette Werkster voor 4 dagen per week’ – 7 december 1927
• ‘Eenige nette meisjes’ voor de emailleerafdeling in de leeftijd van 14-16 jaar – 15 september 1934
• ‘Een assistent-teekenaresse’ voor de tekenkamer – 15 september 1938
• ‘Een Steno-typiste’ – 8 april 1939

Het aantal advertenties tussen 1910-1940 was beduidend minder dan de voorgaande periode 1904-1910. Het bedrijf moet nog op andere wijze dan alleen via krantenadvertenties vrouwelijk personeel hebben geworven. Een mogelijkheid is via de Arbeidsbeurs en het Gewestelijk Arbeidsbureau.

Statistische opgaven uit het eerste kwart van de twintigste eeuw geven het aantal vrouwen dat op de zilverfabriek aan de Karpervijver werkt:
1906: 44 mannen | 5 vrouwen
1911: 45 mannen | 1 vrouw
1916: 66 mannen | 5 vrouwen
1921: 83 mannen | 10 vrouwen
1926: 125 mannen | 15 vrouwen

Op de onderstaande foto uit 1932 waarop het personeel voor het nieuwe kantoorgebouw aan de Karpervijver poseert, zitten 17 jonge vrouwen op de eerste rij te midden van 114 mannelijke collega’s.

Dat het aantal vrouwen beperkt is, komt onder meer doordat vrouwen moeten stoppen met werken zodra ze gaan trouwen en een eigen huishouden voeren.

Het personeel poseert voor het nieuwe kantoorgebouw van Gerritsen & Van Kempen aan de Karpervijver, 1932.
Het administratiekantoor met tien vrouwelijke medewerksters, 1934.
De Controlekantoor met drie vrouwelijke medewerksters, 1934.

Uit de twee bovenstaande foto’s blijkt dat de vrouwen voornamelijk met administratief werk zijn belast. Ook de hieronder genoemde jubilarissen. Zij staan dus ergens op deze drie foto’s.

De eerste vier vrouwen die vóór de Tweede Wereldoorlog in dienst zijn getreden en hun 25-jarig (zilveren) dienstjubileum vieren zijn:

  1. Johanna Helena Karnas (1901-1990), in dienst getreden op 15 december 1919, kantoorbediende
  2. Elisabeth Hendrika Cornelia van Prattenburg (1902-2001), in dienst getreden op 25 mei 1920,  kantoorbediende
  3. Geertje (Truus) Neef (1906-1950), in dienst getreden op 15 mei 1922, kantoorbediende
  4. Jacoba (Co) Rondeel (1908-?), in dienst getreden in augustus 1925, kantoorbediende

De dames Karnas en Rondeel hebben zelfs hun 40-jarig (robijnen) jubileum gevierd. Mw. Karnas wordt in 1960 onderscheiden met de Eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, in brons. Als ongehuwde vrouwen worden zij nog met mejuffrouw aangesproken en aangeschreven. In het kader van de emancipatie is ‘mejuffrouw’ in het laatste kwart van de twintigste eeuw in onbruik geraakt.

Hoe bijzonder is het dat een vrouw jarenlang op de fabriek werkzaam blijft, blijkt wel daaruit dat in 1949 bij de Sola mw. J.G. van Nimwegen-Dissel gehuldigd wordt voor haar 12½-jarig (koperen) jubileum. De directeur schenkt aandacht aan haar jubileum, zoals hij zegt: ‘Omdat het zo zelden voorkomt dat een meisje het 12½ jaar bij een baas uithoudt.’  

Kleine portretten van drie bijzondere vrouwen

De drie vrouwen die hier geportretteerd worden, zijn niet alleen in dienst geweest bij de Zeister zilverfabriek Gerritsen & Van Kempen, zij hebben ook voor korte of langere tijd in Zeist gewoond. Door hun creatieve of sportieve kwaliteiten wordt hun naam met dit bedrijf geassocieerd. De een heeft meer sporen nagelaten dan de ander, maar zij mogen alle drie markante Zeister vrouwen worden genoemd.

Anna Maria Elisabeth (Ans) van Zeijst (kloosternaam Theophore/Theofoor van Zeijst) (1906-1988), ontwerpster

Anna Maria Elisabeth van Zeijst wordt geboren in 1906 in Utrecht op het adres Zadelstraat 7. Haar ouders zijn Johannes Abraham Bernardus van Zeijst en Aletta Hermina Maria Goosselink. Zij heeft twee oudere broers (1903 en 1905). Haar vader, van beroep goud- en zilversmid, is eigenaar van de juwelierszaak A.J. Cral in de Zadelstraat. Zij groeit op in een diepgelovig katholiek gezin.

Voor haar opvoeding en studie gaat Ans op 13-jarige leeftijd naar het meisjespensionaat in het klooster van de Zusters van Onze Lieve Vrouw in Amersfoort. De pensionairs wonen in het monumentale pand Huis Cohen aan de Zuidsingel. Bij deze zusters volgt Ans het voortgezet onderwijs. In juli 1922 behaalt zij het mulodiploma en in augustus gaat ze weer terug naar haar ouders in Utrecht.

Na een maand vertrekt ze weer; nu naar Godesberg (Duitsland). De congregatie van de Zusters van het Arme Kind Jezus heeft in deze stad het meisjespensionaat St. Anthonius aan de Köningsplatz. Voor haar verdere opvoeding hebben haar ouders haar naar dit pensionaat gestuurd. Op 28 januari 1924 wordt Ans in het bevolkingsregister van Venlo ingeschreven. Omdat haar aanmelding bij de gemeente niet correct is verlopen, is deze ambtshalve gedaan. Hetgeen betekent dat de vorige woonplaats niet in het bevolkingsregister staat. In Venlo verblijft ze ruim vier maanden op het meisjespensionaat in het Ursulinenklooster Casino aan de Kaldenkerkerweg.

Zeichensaal (tekenlokaal) van ‘Penionat, Lyzeum, Frauenschule St. Anthonius’ van de Zusters van het Arme Kind Jezus in Bad Godesberg (Dl.).
Malzimmer (tekenlokaal) van het pensionaat in het Ursulinenklooster Casino in Venlo. Uit: ‘Verschiedene Ansichten des Pensionates der Ursulinen in Venlo (Holland), z.j.’. Collectie Katholiek Documentatie Centrum, objectnummer AFBK-1A7763.

Na bijna twee jaar keert Ans in juni 1924 terug in Utrecht. Zij is dan 17 jaar. In de jaren die volgen studeert zij aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam, de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en de kunstnijverheidsschool Kunstoefening in Arnhem. Tijdens deze studies woont zij thuis.

Gerritsen & Van Kempen is begin jaren dertig op zoek naar een nieuw hoofd van de tekenafdeling als opvolger van H.J. Valk (1863-1939). Deze heeft aangegeven in 1933 met pensioen te willen gaan en de directie ziet graag dat hij zijn opvolger nog inwerkt. De keuze valt op Ans van Zeijst.
Om zich voor te bereiden op haar nieuwe functie en meer vakkennis op te doen, volgt zij van april tot oktober 1931 een studie aan de Fachschule für die Edelmetallindustrie in Hanau (Duitsland).
In het bevolkingsregister van Utrecht wordt in 1931 aangetekend dat zij van beroep tekenares is. Deze aantekening is geplaatst tussen oktober en medio december van dat jaar. Dit zou een indicatie kunnen zijn dat zij in het laatste kwartaal van 1931 daadwerkelijk voor Gerritsen & Van Kempen aan het werk is gegaan.

Tussen het personeel op de personeelsfoto uit 1932 zitten Valk - gelet op zijn leeftijd van 69 jaar zal men hem een zitplaats hebben aangeboden - voorste rij tweede van rechts? - en Ans van Zeijst.

Na haar terugkeer uit Duitsland in 1931 woont ze heel kort in Zeist, namelijk van 14 tot 29 december. Tijdens die twee weken woont ze bij de ouders van haar collega Geertje (Truus) Neef (1906-1950) op de Van Reenenweg 56.

Ans voelt een religieuze roeping en besluit eind 1933 ontslag te nemen. Op 2 januari 1934 verhuist ze naar een klooster te Schotenhof (Belgë). Nergens wordt bericht over het vertrek van Valk bij Gerritsen & Van Kempen in verband met zijn pensionering. Die datum zal rond 28 januari 1933 liggen wanneer hij de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt. Dit zou betekenen dat Ans een jaar onder leiding van Valk heeft gewerkt en een jaar als hoofd van de tekenafdeling.

Bij Gerritsen & Van Kempen wordt zij opgevolgd door de Oostenrijker G.J. Beran (1912-2006), die op 8 januari 1934 in dienst treedt. Deze beschrijft zijn werkzaamheden in zijn beginperiode als volgt: ‘In die tijd was er dagelijks veel tekenwerk, de cliënten wensten ieder stuk veranderd, een andere bak aan een lepel, een andere tuit aan een pot (…) In de loop der jaren heb ik ongeveer elk stadswapen, elke kerktoren en alle saillante gebouwen in Nederland getekend.’ Zo zal ook het werk van Ans van Zeijst in de voorgaande jaren op de zilverfabriek eruit hebben gezien.

4-delig zilveren theeservies, model pelikaan - Gerritsen & Van Kempen Zeist, ontwerper Ans van Zeijst - 1944.

Ondanks de korte periode dat Ans van Zeijst aan Gerritsen & Van Kempen verbonden is geweest, heeft zij haar sporen nagelaten. Soms zelfs van museale kwaliteit. Zij ontwerpt voor Gerritsen & Van Kempen serviezen en bestek. Haar werken vertonen kenmerken van Bauhaus en Art Déco, stijlen die tussen de beide wereldoorlogen heel modern zijn. Haar uitgezaagd schepwerk is geometrisch vormgegeven. Verder verzorgt zij de grafische vormgeving van twee kleine catalogi. Zij is immers ook opgeleid tot grafisch vormgever. Zij is een veelzijdige ontwerpster.

Directeur Albert Gerritsen zegt in 1933 in een radioprogramma over haar werk: ‘De machine wordt niet langer gebruikt om het handwerk te imiteren. Dankzij de samenwerking tussen kunstenaar en techniek worden vormen ontworpen die logisch zijn voor de machine.’

Natfruitschep, model 252. Dit bestekmodel is meer dan 25 jaar geproduceerd. Recht theeservies, Gerritsen & Van Kempen, ontwerper Ans van Zeijst.

Op de tentoonstelling ‘Zeist Zilver Werken. 100 jaar zilverindustrie’ - gehouden in Slot Zeist van 12 december 2004 t/m 13 maart 2005, samengesteld door gastcurator mw. A. Krekel-Aalberse - waren meerdere door haar ontworpen objecten te zien:

  1. Mokkapot en roomstel, zilver, hoogte 14 cm, 1932 en 1936, Van Kempen & Begeermuseum, Zoetermeer
  2. Theeservies, zilver met coromandel handgrepen, hoogte 13 cm, 1933, Centraal Museum, Utrecht
  3. Suikerstrooier, zilver, hoogte 15 cm, 1933, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam
  4. Kinderbeker, zilver, hoogte 8 cm, 1936, Collectie Zilvervis
  5. Olijvenlepel, zilver, model 252, 1936, Collectie Zilvervis
  6. Aspergeschep, zilver, model 252, lengte 21 cm, 1936, Collectie Zilvervis
  7. Aspergeschep, zilver, model 300, 1938, Collectie Zilvervis

Na haar vertrek bij Gerritsen & Van Kempen treedt zij in 1934 in bij de Benedictinessen Olivetanen van de priorij Regina Pacis te Schotenhof (Belgë). Zij neemt de kloosternaam Théphore aan. In het klooster werkt ze als grafisch ontwerpster. Voor N.V. Paul Brand’s Uitgeversbedrijf te Hilversum ontwerpt zij in 1934 een ex libris onder de naam Theophore van Zeijst.

Ze verlaat in 1940 het klooster en gaat weer in Utrecht bij haar ouders wonen. In haar geboortestad werkt ze verder als grafisch ontwerpster. Het kloosterleven blijft haar toch trekken. In 1952 treedt zij in bij de orde van de monialen Augustinessen in Maarssen. Zij neemt weer Theofoor als kloosternaam aan. In 1960 verhuist het slotklooster naar Werkhoven. In het klooster mag zij kerkelijke en religieuze kunst ontwerpen. Dit blijft zij doen tot eind jaren zeventig. De laatste jaren verblijft zij in verpleeghuis Sint Elisabeth in Lage Vuursche, waar zij in 1988 overlijdt.

Zuster Theofoor aan het werk in haar atelier. Deze foto is rond 1985 genomen.

Anthonia Johanna Elisabeth (Toos) den Hartoog-Muijsert (1911-1961), ontwerpster

Toos Muijsert komt ter wereld in 1911 in de Hendrik de Keijzerstraat 24 in Utrecht. Bij de Burgerlijke Stand wordt zij ingeschreven als Anthonia Johanna Elisabeth Muijsert. Zelf schrijft zij haar achternaam met een y (Griekse ij). Zij is het eerste kind van Jan Anthonie Muijsert en Johanna Pieternella Valk. Na haar wordt in 1913 nog een broertje geboren. Haar vader is van beroep schoenmaker.

Het tekenlokaal van de Utrechtsche Industrie- en Huishoudschool aan de Nieuwegracht 135 te Utrecht, 1927. Het Utrechts Archief, catalogusnummer 79290.

Hoe haar leven vóór 1938 is verlopen, is slechts fragmentarisch bekend. De enige bron is haar neef Paul Muijsert (1944).

Na de lagere school gaat ze naar de Utrechtsche Industrie- en Huishoudschool aan de Nieuwe-gracht. Een van de onderwijzeressen, A.H. (Tonia) Helge (1894-1974), ziet dat Toos tekentalent heeft. Zij overreedt Toos ouders om haar verder te laten leren voor tekenlerares. Een dergelijke beslissing is voor een niet artistiek gezin een hele stap.

Het in Amsterdam gevestigde Rijksinstituut tot Opleiding van Teekenleeraren verzorgt de opleiding voor tekenleraar aan scholen voor voorbereidend hoger (gymnasium), middelbaar (hbs, lyceum, mulo) en nijverheidsonderwijs (ambachtsschool, huishoudschool).

De akte Ma (hand- en decoratief tekenen) - genoemd in de Middelbaar Onderwijswet van 1863 - en de aktes Nix (hand- en decoratief tekenen), Nxi (tekenen voor het nijverheidsonderwijs aan meisjes) en Ns (kunstnaaldwerk) - genoemd in de Nijverheidsonderwijswet 1919 - geven bevoegdheid om tekenles op middelbare scholen respectievelijk nijverheidsscholen te geven.

Om aan de opleiding te mogen beginnen worden geen toelatingseisen gesteld, de kandidaten moeten wel een toelatingsexamen doen. De opleiding duurt vier jaar en loopt van september tot juli. In 1929 staan 111 leerlingen ingeschreven (16-17 jaar: 11; 18-20 jaar: 49; 21 jaar en ouder: 51). Het schoolgeld bedraagt ƒ 30. Samen met de reiskosten naar Amsterdam zal dit een behoorlijke financiële last voor het gezin Muijsert hebben betekend.

Een aantal door Toos Muijsert gemaakte tekeningen is bewaard gebleven. Meerdere hiervan zijn gedateerd tussen 1930-1932. Die van 1932 is gemaakt in het schooljaar 1932-1933. Daaruit zou men kunnen afleiden dat Toos van 1929 tot 1933 de opleiding tot tekenlerares heeft gevolgd.
Als Toos haar studie in 1929 aan dit onderwijsinstituut is begonnen, betekent dit dat zij na het behalen van het diploma aan de Utrechtsche Industrie- en Huishoudschool nog één of twee jaar een andere (aanvullende) opleiding heeft gevolgd.

Welke onderwijsakte(n) ze heeft behaald, is niet bekend, omdat een benoeming van haar tot tekenlerares niet is gevonden. Haar tekeningen kunnen ingedeeld worden in: stillevens, (zelf)portretten, vrouwelijk naakt, dieren en kledingontwerpen. Deze laatste categorie kan erop wijzen dat ze (ook) voor de akte Ns heeft gestudeerd. Die opleiding wordt gegeven in samenwerking met het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs.

Aan het Rijksinstituut is H.M. (Huib) Luns haar leraar kunstgeschiedenis. Hij heeft haar levenslange belangstelling voor kunst heeft gewekt. Luns is daarnaast directeur. Die functie vervult hij tot aan het eind van het schooljaar 1930/1931.

De volgende vier jaar zijn een blinde vlek in haar levensverhaal. Het is niet bekend waar zij in die jaren heeft gewerkt. Het zou kunnen dat zij na het overlijden van haar moeder in 1933 het huishouden heeft gevoerd. Haar opleiding biedt haar ook de mogelijkheid om als coupeuse te werken. Een vage herinnering van haar neef is dat zij les heeft gegeven.

Enkele van de vele tekeningen gemaakt door Toos Muijsert in de jaren 1930-1932.

In het Utrechtsch Nieuwsblad van 25 januari 1938 staat een advertentie waarin een ‘assistent- teekenaresse’ op de tekenkamer van Gerritsen & Van Kempen wordt gevraagd. Er worden geen eisen gesteld aan de gevolgde opleiding, bezit van diploma’s en/of werkervaring. Toos Muijsert is een van de sollicitanten. Hoofd van de tekenkamer is de Oostenrijker G.J. Beran (1912-2006), die in 1934 als ontwerper bij de Zeister zilverfabriek in dienst is getreden. Hij is onder de indruk van de wijze waarop zij zich tijdens het sollicitatiegesprek zelfbewust presenteert: met haar portfolio onder de arm stapt zij resoluut zijn kantoor binnen. De opdracht een lepeltje met het wapen van de universiteit van Utrecht te tekenen - dit is precieze werk - neemt zij rustig ter hand. En zo krijgt zij de baan. Bijna 25 jaar zal dit haar werkplek blijven. In het bevolkingsregister laat ze aantekenen dat zij van beroep tekenares is.

Enkele van de vele tekeningen gemaakt door Toos Muijsert in de jaren 1930-1932.

Dat zij iets in haar mars heeft, blijkt wel als Beran in 1941 in Duitse krijgsdienst moet en pas in 1948 terugkeert in Zeist. Toos Muijsert neemt al die jaren zijn functie op de tekenkamer waar.
De firma Gerritsen & Van Kempen moet zich aan de oorlogsomstandigheden aanpassen. Naast het ontwerpwerk werkt ze daarom regelmatig op de handwerkafdeling.

Binnen Zeist wordt waarde gehecht aan haar oordeel. Een van de feestelijkheden ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Juliana in 1948 is een wedstrijd voor de mooiste versierde straten, woonhuizen en winkels. De driekoppige jury bestaat uit Toos den Hartoog-Muijsert, de tuinarchitect C. Smitskamp en de architect L. Visser. Dat zij samen met deze beiden in Zeist hoog geachte heren in de jury zit, is veelzeggend.

In 1950 viert zij haar 12½-jarig (koperen) dienstjubileum. Tijdens een feestavond in Boschlust wordt zij met nog tien andere jubilarissen van Gerritsen & Van Kempen gehuldigd.

Het Academiegebouw op het Domplein in Utrecht. In het timpaan het wapen van de Universiteit Utrecht. Rechts het wapen van de Universiteit Utrecht sinds 1636. Het logo dat Toos moest natekenen bij haar sollicitatie.

In 1951 zitten op de tekenkamer: G.J. Beran (hoofd), Toos den Hartoog-Muijsert, Ab Nootenboom en Gerda van Willigenburg. In de jaren 1950 komen meer afdelingen onder Beran te vallen en breidt het aantal collega’s uit. Aan het artistiek niveau van nieuw personeel stelt het bedrijf blijkens een advertentie uit 1950 geen hoge eisen: ‘De N.V. Kon. Zilverfabriek Gerritsen & van Kempen te Zeist vraagt voor de tekenkamer een jongedame voor eenvoudig tekenwerk. Sollicitanten, met enig talent in deze richting genieten de voorkeur.’ Haar jonge collega’s noemen haar respectvol ‘tante Toos’.

Gustav Josef Beran (1912-2006) in zijn werkkamer, 1954. Volgens mw. G. Beran-Harmsen heeft Toos Muijsert door haar inspanning er aan bijgedragen dat haar man in 1948 naar Gerritsen & Van Kempen mocht terugkeren. Beran krijgt na zijn terugkeer de leiding over de tekenkamer, de handwerkafdeling en de afdeling voor het ontwerpen van winkeletalages en tentoonstelling stands.

Tekenkamer

  1. Gustav Beran
  2. Toos den Hartoog-Muijsert
  3. Andries Venter, ontwerper en edelsmid, afkomstig uit Zuid-Afrika, in 1955/1956
  4. Gerda (Ger) van Willigenburg, tekenares, maar stapt over naar de afdeling winkeletalages (…)

Precisiegieterij

  1. Niny Beljaars, ontwerpster van sieraden; uit dienst in 1963; gehuwd met Laperre
  2. Ank Dieperink, ontwerpster van sieraden; indiensttreding 1 oktober 1955, uit dienst 1957/1958;  gehuwd met A.E. Bosman
  3. Ans van de Ree
  4. Sylvia van Wijngaarden

Reclameafdeling

  1. Jonneke Rijpma, grafisch ontwerpster; uit dienst in 1955; gehuwd met Gerard Bloemendal
  2. Harry Tabbers, grafisch ontwerper; indiensttreding 1955 in de vacature van Jonneke Rijpma

Afdeling voor het ontwerpen van winkeletalages en tentoonstelling stands

  1. Jo Baatje, onder andere maken van attributen voor stands voor op tentoonstellingen
  2. Rob Boers, etaleur in buitendienst
  3. François van Boven, van beroep binnenhuisarchitect, ontwerper van stands voor op tentoonstel- lingen; indiensttreding 1955 in de vacature Ab Nootenboom
  4. Ab Nootenboom, ontwerper van stands voor op tentoonstellingen; uit dienst in 1955
  5. Frans Stapersma, ontwerper van stands voor op tentoonstellingen
  6. Jan Steenkamp, etaleur in buiten dienst
  7. Gerda (Ger) van Willigenburg, begint als tekenares en vervolgens als ontwerpster van winkel- etalages en attributen voor tentoonstelling stands; indiensttreding in 1951, uit dienst 1968; gehuwd met Frans Stapersma

De eerste jaren ontwerpt Toos Muijsert voornamelijk souvenirlepeltjes. Het is nauwkeurige maar onkunstzinnige werk. Het zijn petieterig kleine ontwerptekeningen. Voorts moet ze sportprijzen tekenen. In die jaren is dat het gangbare werk voor een assistent-tekenaar.

Haar vooroorlogs ontwerp van een suikerpot met melkkan met ivoren knop en oren is bewaard gebleven, evenals haar naoorlogse bestekontwerpen. Deze ontwerpen zijn nooit uitgevoerd.
Haar vakmanschap blijkt daaruit dat een Indische vorst haar in 1948 persoonlijk komt bedanken voor de vaas die zij ontworpen heeft, waarvoor hij de opdracht heeft gegeven aan Gerritsen & Van Kempen. Het is zijn geschenk aan koningin Wilhelmina bij haar 50-jarig regeringsjubileum in 1948.

Prins Bernhard heeft haar eens verzocht een broche voor koningin Juliana te maken, daarvoor zocht hij haar op in de tekenkamer. ‘U weet wel wat ik bedoel.’, zegt hij tegen haar. Een oud-collega van de tekenkamer noemt haar een zeer begaafde ontwerpster wiens werk niet de waardering kreeg die het verdiende.

Op de tentoonstelling ‘Mensen en zilver. Bijna twee eeuwen werken voor Van Kempen en Begeer’ - in museum Boymans-van Beuningen te Rotterdam van 28 november 1975 tot 25 januari 1976 en in de kunstzaal De Zonnehof te Amersfoort van 15 februari 1976 tot 30 maart 1976 - staat de door Toos de Hartoog-Muijsert ontworpen fruitschaal ‘Dolfijn’, 1e gehalte zilver, jaarletter 1963, hoogte 15 cm, lengte 28 cm, breedte 19,8 cm, op vier dolfijnenpootjes, Van Kempen en Begeermuseum, Voorschoten (vanaf 1984 in Zoetermeer).

Op de tentoonstelling ‘Zeist Zilver Werken. 100 jaar zilverindustrie’ zijn meerdere door haar ontworpen objecten gepresenteerd:

  1. Fruit- of bloemenschaal, zilver, 1947, diameter 26 cm, Van Kempen en Begeermuseum, Zoetermeer
  2. Kandelaber, zilver, hoogte 29 cm, 1947, Van Kempen en Begeermuseum, Zoetermeer
  3. Kandelaber, Keltum pleet, hoogte 48 cm, Stichting De Zilver-Kamer, Zeist
  4. Klok, verguld metaal en email, 1944, afmetingen 40 x 27½ cm, aangeboden door het personeel van G. & Van Kempen aan directeur J.H. Steenbeek ter gelegenheid van zijn 40-jarig jubileum, Stichting De Zilver-Kamer, Zeist
De tekenkamer. V.l.n.r.: Ab Nootenboom, Gerda Stapersma-van Willigenburg en Toos den Hartoog-Muijsert, 1951. Rechts - V.l.n.r.: Ank Bosman-Dieperink, Harry Tabbers, Gerda Stapersma-van Willigenburg en Toos den Hartoog-Muijsert, circa 1957.
Trouwkaart van Toos Muijsert en Adriaan den Hartoog, 1947. De bruidegom heeft als hobby schaaksport. Zij beeldt zichzelf af als de koningin die door de koning schaakmat is gezet. De menukaarten zijn eveneens van haar hand. Collectie P. Muijsert, Zeist.

In de oorlog biedt Toos Muijsert hulp aan de jonge Joodse vrouw Roosje Allegro (rechts op de foto) (1914-1977), die in Zeist ondergedoken zit. Zij heeft haar geholpen de oorlog te overleven. De vader en acht broers en zussen van Roosje Allegro zijn in 1942-1943 in concentratiekampen door de Duitsers vermoord. Slechts zij en één broer overleven de oorlog.

De vrouwen hebben elkaar leren kennen op het Rijksinstituut tot Opleiding van Teekenleeraren. Hieruit is een hechte vriendschap gegroeid. Dat blijkt wel als beiden huwen. Roosje Allegro is aanwezig op het huwelijk van Toos Muijsert in 1947 en Toos Muijsert en haar echtgenoot zijn aanwezig bij het huwelijk van Roosje Allegro met A.A. Timberg (1902-1965) in 1951 in de synagoge aan de Springweg te Utrecht.

In 1947 trouwt Toos Muijsert haar collega de boekhouder Adriaan den Hartoog. Het typeert haar doortastendheid dat zij de eerste stap tot hun relatie heeft gezet.

Bij Gerritsen & Van Kempen is het in die jaren nog regel dat vrouwen bij het trouwen met ontslag gaan, tenzij de directie ontheffing verleent. Toos Muijsert krijgt toestemming om als getrouwde vrouw te blijven werken.

Tot aan haar huwelijk blijft ze in het ouderlijk in Utrecht wonen. Na het trouwen gaat het jonge echtpaar in Zeist op de Prof. Lorentzlaan 11 (boven) wonen. In 1959 verhuist het naar Driebergen, Loolaan 7.

Van haar nieuwe huis heeft Toos den Hartoog-Muijsert niet lang kunnen genieten. Zij overlijdt plotseling op 5 oktober 1961 op de leeftijd van 49 jaar in het Zeister Ziekenhuis aan de gevolgen van een verwaarloosde ontsteking van de twaalfvingerige darm.

Als teken van rouw wordt de vlag bij de fabriek van Gerritsen & Van Kempen tot aan de dag van haar begrafenis halfstok gehangen. Op 9 oktober is de fabriek gesloten om het personeel de gelegenheid te geven de begrafenis in Driebergen bij te wonen.

Dat zij zo geliefd was, kwam omdat zij iedereen - van directie tot werkvloer - even respectvol behandelde. Een oud-collega weet in 2020 nog over haar te zeggen: ‘De eigenschap dat ze zo goed naar je luisterde en belangstelling had voor iedereen die haar wat kwam vertellen, had tot gevolg dat de tekenkamer voor ieder die haar ook maar een beetje kende een trekpleister was om even binnen te wippen, een kopje thee te drinken en je hart eventueel uit te storten. Iedereen wist de weg naar “tante Toos” of “Toos” te vinden.’

Cornelia (Cor) Stramrood-Aalten (1913-1991), typiste-atlete

Cornelia Aalten maakt als jonge vrouw binnen Gerritsen & Van Kempen geen carrière. Die haar op Facebook zoekt, vindt een foto van haar met de vermelding dat zij stenotypiste is bij deze firma in Zeist. Zo houdt zij de herinnering aan de zilverindustrie in Zeist levend.

Cornelia Aalten wordt in 1913 in de gemeente Breukelen-Nijenrode geboren. Haar ouders zijn Theodorus Hendrikus Aalten en Geertruida Petronella van Dorst. Uit dit huwelijk wordt maar één kind geboren.

Cor Aalten aan het werk als stenotypiste, 1932.

Op 7-jarige leeftijd verhuist Cor met haar ouders naar Zeist. In deze plaats heeft het gezin Aalten op meerdere adressen gewoond. Haar vader is van beroep chauffeur. In Zeist heeft hij enkele jaren een verhuurinrichting van luxe auto’s. Op latere leeftijd wordt hij, zij wonen dan op de Van der Heijdenlaan 108, bouwondernemer/metselaar.

Cor slaagt in 1929 voor het mulo-diploma-A. Op Facebook staat dat zij stenotypiste is bij Gerritsen & Van Kempen. Dit is de enige bron die haar beroep noemt en waar zij werkt. Op de foto zit zij aan een typetafel.

Het is moeilijk om haar op de personeelsfoto uit 1932 te herkennen.

Deze medewerkster van Gerritsen & Van Kempen wordt bekend als een topatlete. Ze is lid van de Zeister korfbal- en atletiekvereniging De Tovers. Bij de oprichting in 1923 noemt men de vereniging Tot Ons Vermaak, afgekort T.O.V. Binnen enkele jaren wordt de naam gewijzigd in De Tovers.

Tussen 1929 en 1935 komt Cor Aalten voor deze atletiekvereniging succesvol uit op wedstrijden in binnen- en buitenland. Zij is vooral een sprintster. Meerdere malen behaalt ze de eerste plaats en zet zij nieuwe records neer. Vijf jaar maakt zij deel uit van de Nederlandse ploeg. In 1932 neemt ze deel aan de Olympische Spelen in Los Angeles.

Amsterdam, Olympisch Stadion, 12 juni 1932, internationale wedstrijden. De Nederlandse estafetteploeg wint de race in 49.4, een nieuw Nederlands record, voor Eintracht Frankfurt in 50.2, St. Georg Hamburg, S.C. Charlottenburg en ADA. Vlnr. Jo Dalmolen, Cor Aalten, Bep du Mée en Tollien Schuurman, Sport in beeld, 1932.
Rechtsboven - De Nederlandse estafetteploeg op de Olympische Spelen van 1932, Los Angeles. Vlnr. Tollien Schuurman, Cor Aalten, trainer Jan van der Putte, Bep du Mée en Jo Dalmolen. De ploeg wordt vierde, zonder een officiële tijd. Trainer Van der Putte klokt 48.3, Sport in beeld, 1932.
Beneden links - Cor Aalten, derde van links op een glamourfoto, De Revue der Sporten, 1932.
De 100-meter loopster Cor Aalten, De Revue der Sporten, 16 april 1934.
Geheel rechts - Cor Aalten (T.O.V, Zeist) die op het te A’dam gehouden Intern. Athletiek Toernooi de 100 M. liep in
12.4 sec, hiermede het U.P.A.B. record op haar naam brengend, Utrecht in woord en beeld, 1932.
Cor Aalten bij het verspringen op een atletiekwedstrijd in Utrecht, Utrecht in Woord en Beeld, 5 juni 1931.
Onder links - Stuk uit het verslag na de Olympische Spelen, Utrecht in Woord en Beeld, 1932.

Haar beste resultaten zijn:

  1. 100 meter hardlopen: 12,1 s (1933)
  2. 4 x 100 m estafette: 49,4 s (1932)
  3. Verspringen met aanloop: 5,14 m (1931)
  4. Speerwerpen: 27,20 m (1931)
  5. Discuswerpen: 28,13 m (1933)

In de zomer van 1935 besluit Cor Aalten te stoppen: ‘Atheletiek is tegenwoordig geen sport meer, welke men zoo in een paar verloren uurtjes kan doen, althans niet wanneer men iets wil bereiken. Daarvoor is een intensieve training nodig en daar moet men animo voor hebben.’ Naar aanleiding van dit besluit schrijft De Athletiekwereld, het blad van de KNAU, onder de kop ‘Zeister ster van het athletiekfirmament verdwenen’: ‘Cor Aalten behoorde tot de dames, die onze athletiekbanen, zoo vol van stroeve mannen in stijve, eentonige confectiepakjes, opfleurde met haar gratie en haar vriendelijkheid.’ Dit is ook het beeld dat deze 1,68 m grote jonge vrouw op de foto uitstraalt.

De vereniging eert haar met het erelidmaatschap en in 1963 ontvangt ze de verenigingsspeld.
Voor de door De Tovers georganiseerde Nationale Zeister Bosloop in 1936 stelt zij een wisselbeker beschikbaar. Deze wordt gewonnen door G.B. v.d. Graaf (GAC, Hilversum) en hij is voor één jaar houder van de Cor Aalten-wisselbeker. In 1938 wint F. de Wolf (AAV, Amersfoort) deze wisselbeker. Of deze wedstrijd na 1938 nogmaals gehouden is, is niet terug te vinden en het is ook niet bekend waar de naar haar genoemde wisselbeker zich nu bevindt.

Jammer dat niet bekend is of de directie van Gerritsen & Van Kempen haar in haar sportcarrière financieel heeft gesteund en de ruimte bood om te trainen en aan wedstrijden deel te nemen. Hoe zullen haar collega’s op de zilverfabriek aan de Karpervijver haar sportcarrière in die dagen hebben gevolgd?

In 1932 stelt Gerritsen & Van Kempen een wisselbeker beschikbaar voor de nationale dames- en junioren atletiek wedstrijd in Utrecht, die in ieder geval ook in 1933 en 1934 wordt uitgereikt. En in 1935 schenkt deze firma de Gerritsen & Van Kempen-wisselbeker voor het jaarlijks kampioenschap atletiek voor de scholen voor het voortgezet onderwijs dat georganiseerd wordt door de CCSA (Centrale Commissie School Atletiek) van de KNAU. Sinds 1935 mogen ook meisjes hieraan meedoen. Het schoolkampioenschap is vele jaren gehouden. Zijn deze prijzen voor de atletiek een vorm van eerbetoon aan haar medewerkster Cor Aalten?

Zoals al eerder gezegd, was het vroeger regel dat een vrouw ontslag nam als ze ging trouwen. Cor Aalten trouwt in 1937 en zal haar betrekking bij Gerritsen & Van Kempen hebben opgezegd. De man met wie ze in Zeist trouwt, M.W. Stramrood (1909-1992), werkt (en woont sinds 1931 in Nederlands Oost-Indië bij de Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij (KNPM) Ze vertrekt met hem naar Palembang (Sumatra). In die stad bevalt zij in 1937 van een zoontje, die na twee dagen overlijdt. Twee jaar later wordt Geertruida Petronella (Truus) geboren.

Als Nederlands Indië in 1942 in Japanse handen is gevallen, worden Cor en haar man geïnterneerd. Zij komt met haar dochtertje in het vrouweninterneringskamp Tjihapit in Bandoeng.

Vrouwen in een interneringskamp Tjihapit in Bandoeng bereiden de maaltijd.

In februari 1946 keert ze met haar man en kind voor een lange vakantie terug in Zeist. De krant bericht: ‘Cor Aalten teruggekeerd. Deze naam zal de huidige sportgeneratie wellicht weinig zeggen, doch de ouderen des te meer. Cor Aalten, thans Mevrouw Stramrood, vierde ’n jaar of 13 geleden triomphen als 100 meter loopster (…).’

Tijdens het 18 maanden durende verblijf blijkt dat Zeist haar niet is vergeten. In 1946 loopt ze mee in de estafetteploeg van haar oude club De Tovers en in februari 1947 vormt zij met de heren De Pont en Ter Hoeve de jury van een gekostumeerd ijsfeest op de ijsbaan aan de Blikkenburgerlaan. Zal ze ook op de zilverfabriek op de Karpervijver langs zijn gegaan?

De politieke ontwikkeling in Indonesië maakt een eind aan het verblijf van haar gezin in dat land. Van september 1949 tot medio april 1950 woont ze met man en kind weer in Zeist om vervolgens naar Sutton in Engerland te verhuizen, waar haar man een betrekking heeft bij de Standaard Vacuum Petroleum Maatschappij (SVPM). Na twaalf jaar keren ze voorgoed terug naar Zeist.
Daar overlijdt Cor Stramrood-Aalten op 77-jarige leeftijd in 1991.