Stakingen in de zilverindustrie in Zeist

Opschudding in het deftige Zeist door stakingen sinds 1910

R.P.M. Rhoen

Stakende katholieke arbeiders in 1919 voor het Sint Josephgebouw in Zeist.

In 2000 verscheen het boek van Sjaak van der Velden (1954) Stakingen in Nederland. Arbeidersstrijd 1830-1995. Op de website van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) is een database te raadplegen waarop 16.464 stakingen tussen 1372-2008 zijn te raadplegen. De stakingsdatabase is een bijgewerkte versie van de database die voor het hiervoor genoemde boek is gebruikt.

Voor Zeist levert een onderzoek in deze database achttien stakingen op in de periode 1910-1986.

Het verbaast dat door de lokale kranten over de meeste van deze stakingen niet werd geschreven, terwijl berichten van weinig nieuwswaarde - voor ons huidig gevoel - wel in de kranten stonden. Een voorbeeld van flutnieuws uit 1931: ‘In een groentenwinkel aan de Jagerlaan zakte gister een heer, door een beroerte getroffen, ineen. Nadat geneeskundige hulp was ingeroepen, werd hij per politie-ziekenauto naar zijn woning vervoerd.

Krantenberichtgeving is juist belangrijk voor de achtergrondinformatie die over een staking werd verstrekt. Dat blijkt bij de stakingen van 1919 en 1931.

Op de zilverfabrieken

Op de zilverfabrieken in Zeist werd drie keer gestaakt. De eerste staking die Van der Velden bij een van de drie Zeister zilverfabrieken noemt, is een staking op 9 december 1912 bij Gerritsen. Bedoeld wordt de Eerste Nederlandsche Fabriek van Nieuw Zilverwerken voorheen onder de firma M.J. Gerritsen & Co., afgekort Gero.

Volgens de database duurde de staking slechts één dag. Dat valt niet op te maken uit de berichten in De Tijd en De Maasbode. Deze kranten schreven dat dertig arbeiders, meest jeugdige personen, het werk hadden neergelegd. De reden was een loonconflict.

De tweede staking deed zich voor in 1931 op de Sola, waar ongeveer 130 personen werkten. Ze brak uit op donderdag 8 oktober en duurde vijf dagen. Het conflict ging over de arbeidsvoorwaarden op de fabriek. Door de verslechtende economische situatie - die in de metaalindustrie goed voelbaar was - had de directie van Sola zich aan het begin van het jaar genoodzaakt gezien tot bezuiniging over te gaan. Om de lonen niet te moeten verlagen werd het vakantiegeld afgeschaft en op Christelijke feestdagen geen loon meer doorbetaald. Daarop sloten veel arbeiders zich aan bij een van de drie metaalarbeidersbonden. De directie weigerde echter met de bonden te praten en dreigde met de aanschaf van een machine, waardoor dertig werkplekken zouden komen te vervallen. Als reactie op een ultimatum van de bonden om een collectief contract af te sluiten, werden dertig arbeiders op staande voet ontslagen. Hierop werd de staking uitgeroepen, waaraan haast alle arbeiders deelnamen.

Natuurlijk was er veel publieke belangstelling bij de fabriekspoort aan de Van Reenenweg. De politie was aanwezig om de rust te bewaren.

Krantenberichten uit: De metaalbewerker, orgaan van de Metaalbewerkersbond in Nederland, jrg 38, 1931, no 42, 17-10-1931 (links) — Voorwaarts, sociaal-democratisch dagblad, 13-10-1931 (linksboven) en uit De standaard, 9-10-1931.

Oud-minister ir. H.A. van IJsselstein trad op als Rijksbemiddelaar. Hij ontbood beide partijen in Den Haag. Zijn bemiddeling had succes. ‘Het Utrechtsch Nieuwsblad’ meldde op zaterdag 10 oktober dat het arbeidsconflict was opgelost: ‘Gisteravond laat kwam telegrafisch bericht van de hoofdbestuurders der metaalbewerkersbonden te Zeist binnen, meldend, dat de besprekingen met den Rijksbemiddelaar, den heer van IJsselstein een, tot voor de arbeiders uitstekend resultaat heeft geleid, doordat aan de voornaamste eischen is toegegeven. Het posten kon worden opgeheven. Heden Zaterdagmorgen om 10 uur zou een vergadering van de stakers in het St. Josephgebouw plaats hebben, waarop door de hoofdbestuurders tot opheffing van de staking zou worden geadviseerd, zoodat Maandag a.s. weer kan worden aangevangen. We vernemen nog, dat ook het ontslagen personeel in zijn geheel zal worden teruggenomen.

De Graafschap-bode, nieuws- en advertentieblad voor stad- en ambt-Doetinchem en regio, 09-10-1931. Frapant dat men in het oosten van het land wel over de staking schreef maar niet de moeite nam om de juiste naamgeving te hanteren.

De directie van Sola zal zich zorgen hebben gemaakt over de economische crisis die Nederland omstreeks 1931 in de greep kreeg. De vakbonden zagen de gevolgen van de internationale depressie, die veroorzaakt was door de New Yorkse beurskrach in oktober 1929 waarschijnlijk nog niet.

Na de devaluatie van het Britse pond in 1931 zagen de Nederlandse bedrijven hun exportprijzen met tientallen procenten dalen, terwijl de binnenlandse prijzen, de lonen en allerlei andere kostenposten bijna stabiel bleven. De bedrijven moesten effectiever gaan produceren en dat met minder arbeiders. Daardoor steeg de werkloosheid.

Zo verging het ook Sola. Vanaf de oprichting in 1922 tot 1930 had het bedrijf winst gemaakt - in 1926 bedroeg de winst ƒ 207.000 - maar liep daarna terug. De directie moest dus wel harde maatregelen nemen.

Voor de Tweede Wereldoorlog was Zeist een gemeente met voor een belangrijk deel een rentenierende bevolking. In 1930 was meer dan 60 procent van de bevolking, inclusief de kinderen tot 15 jaar, zonder beroep. Daarnaast telde de gemeente veel forensen. De metaalindustrie en de bouwsector waren de grootste werkgevers. Zij verschaften aan ruim 1.500 mensen werk. Met de fabrieken van Gerritsen & Van Kempen, Gero en Sola binnen zijn grenzen, was Zeist de zilverstad van het land.

De recessie veroorzaakte in een hoog tempo grote werkloosheid. De grootste werkloosheid kwam vooral voor onder de bouwvakkers en metaalbewerkers, juist de arbeidskrachten van de belangrijkste werkgevers in Zeist.

Een jaar na de staking van 1931 werd herdacht dat M.J. Gerritsen op 30 augustus 1912 de N.V. Sola- fabriek, voorheen Gerrowé genaamd, had opgericht. De onmin was toen vergeten en de directeur werd door het personeel in de bloementjes gezet.

Op 6 mei 1947 was er een eendaagse spontane staking op de Solafabriek. Die hield verband met de reistijd. Overige gegevens ontbreken hierover.


Nieuw-Weerdingen en Voorschoten

Behalve de staking in 1912 werd er bij de Gero in Zeist nooit gestaakt. Wel brak er op 28 augustus 1951 een staking uit bij de Gerofabriek te Nieuw-Weerdinge. Ruim honderd personen legden het werk neer uit protest tegen de overplaatsing van een werkbaas naar Zeist en zijn degradatie tot slijper. De stakers lieten zich niet intimideren door de dreiging van de directie met ontslag. Het werk werd op 6 september weer hervat, toen de directie bereid bleek om over verschillende klachten van het personeel in gesprek te gaan.

Bij de Gero in Nieuw-Weerdingen werd nog een tweede keer gestaakt. Op 31 augustus 1970 legden circa tweehonderd arbeiders voor enkele uren het werk stil om zo een looneis kracht bij te zetten.

Niet onvermeld kan worden gelaten de staking bij Van Kempen en Begeer te Voorschoten in 1984. ‘Bedrijfsbezetting bij Van Kempen en Begeer’ kopte het Nederlands Dagblad op 20 juli. Het gebouw van Van Kempen en Begeer in Voorschoten werd door het personeel van zilverfabriek Zilfa en de Hollandse Ketting Fabriek (DCW) bezet. De bezetters werden gesteund door de industriebonden FNV en CNV. Na twee dagen werd de actie beëindigd.

Algemeen Dagblad, 21-07-1984.


De overige stakingen

Bij andere bedrijven binnen de gemeente Zeist werd ook gestaakt.

  1. 1910 — Bouwvak, aannemersbedrijf Arie van der Wiel in Den Dolder, onderaannemer van A. Witzand; 1 dag
  2. 1913 — Kledingbranche, kleermakerij Van Zanten; 4 dagen
  3. 1913 — Metaalindustrie, metaalbewerkingsbedrijf firma L. Gadellaa; 10 dagen
  4. 1914 — Bouwvak; 1 dag
  5. 1917 — Gezondheidszorg, Willem Arntsz Hoeve in Den Dolder (huishoudelijk personeel); 1 dag
  6. 1919 — Bouwvak; 76 dagen
  7. 1920 — Bouwvak; 3 dagen
  8. 1924 — Bouwvak, aannemersbedrijf Goossen; 6 dagen
  9. 1933 — Bouwvak; 45 dagen
  10. 1933 — Bouwvak, stucadoorsbedrijven van Bakker, Schmidt en Santman; 8 dagen
  11. 1934 — Bouwvak, stucadorsbedrijf Schmidt; 3 dagen
  12. 1936 — Meubelindustrie, Meblo, fabriek van fijn- en hardhoutwerken; 15 dagen
  13. 1938 — Bouwvak, aannemersbedrijf Joh. de Kroon; 19 dagen
  14. 1977 — Industrie, instrumentenfabriek Bleeke (Oude Delft); 1 dag
  15. 1986 — Vervoer, Rapide, 1 dag

De historische staking van 1919

De bouwvakstaking in 1919 was uitzonderlijk voor Zeist, zowel wat duur betreft als sfeer. Ze begon op 3 juni en werd pas medio augustus beëindigd. De schatting van het aantal stakers loopt uiteen van 242 tot ongeveer 350. Toen de staking de derde week inging, bood J.A. Gerritsen, directeur van Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen op de Karpervijver zijn bemiddeling aan. De stakers wilden hem wel als bemiddelaar maar de werkgevers accepteerden zijn aanbod niet gelijk, maar het leidde wel tot een eerste overleg.

Hoe langer de staking duurde, hoe grimmiger de sfeer in het dorp werd. Werkwilligen moesten door de politie naar hun werk en weer naar huis worden begeleid. ‘Enkele onderkruipers en ook sommige patroons die zelf werken, worden steeds door groote groepen stakers begeleid, hetgeen nogal eens opschudding brengt in het deftige Zeist.’, schreef De Tribune op 29 juli.

In augustus bemiddelde met succes wethouder L. Adriaanse. De werkgevers gingen akkoord met het door de vakbonden geëiste uurloon. Na 76 dagen werd op 18 augustus het werk weer hervat.

De tribune : soc. dem. weekblad, 10-08-1919.