Glans gegeven aan een oneervol afscheid

De fraaie zilveren schaal van burgemeester Van Bern als afscheidsgeschenk uit 1850

R.P.M. Rhoen

Het is opmerkelijk dat van de twaalf burgemeesters van Zeist sinds 1811 twee van hen bij gelegenheid van hun afscheid een prachtige zilveren schaal van de burgerij mochten ontvangen: Van Bern in 1850 en baron Van Tuyll van Serooskerken in 1934. Het einde van het burgemeesterschap van Van Bern was pijnlijk voor de man. Was zijn persoon het slachtoffer van de machtsstrijd tussen de koning en minister Thorbecke? Telde zijn lange staat van dienst niet voor Thorbecke?

Het lijkt of de inwoners van Zeist met een zilveren geschenk toch ‘glans’ aan het afscheid van burgemeester Frans Nicolaas van Bern hebben willen geven.

Genealogie

Frans Nicolaas van Bern werd geboren op 30 september 1786 in Wijk bij Duurstede als eerste kind uit het huwelijk van Nicolaas van Bern (1742-1819) en Jannetje (Jannetje ook gespeld als Jannigje) van Dam (1752-1806). Op 8 oktober werd hij gedoopt in de Nederlands-hervormde Grote of Johannes de Doperkerk. Na hem werden nog vier dochters geboren.

Zijn vader bekleedde in de jaren 1787-1814 de functies van raadslid, burgemeester, maire en adjunct-maire van die stad.

Zeist en omgeving in 1780. Scale: 1 : 50000. Creator: vervaardigd op last van: de edel groot achtbare heeren staten van dat gewest, en onder toezigt van: J.H. Kips ... Contibutor: zamengest. en geteekend, door A.A. Nunnink. Lithografie van Johannes Marinus Huart.

Zijn moeder stamde uit Zeist, waar haar familie sinds het midden van de achttiende eeuw in de verschillende Zeister gerechten bestuursfuncties vervulde. Haar vader Jan van Dam (1712-1778) en haar broers Wouter van Dam (1739-1813) en Willem van Dam (1750-1806) waren schout en/of secretaris van de gerechten De Breul, Kattenbroek, Stoetwegen en Zeist.

In 1807 vestigde Van Bern zich vanuit Wijk bij Duurstede in Zeist. Uit de erfenis van zijn oom Wouter van Dam kocht hij in 1814 de buitenplaats Weltevreden aan de Utrechtseweg, die tot zijn dood zijn woonhuis zou blijven.

Van Bern trouwde twee keer. Zijn eerste echtgenote was de domineesdochter Johanna Maria van Mariënhoff (1790-1815) uit Utrecht.* Het huwelijk werd in 1814 in die stad gesloten. Uit dit huwelijk werd in 1815 een dochtertje geboren. Hij hertrouwde in 1834 te Purmerend met Jacoba Anna van Goor Hinloopen (1796-1880). Haar vader vervulde in Purmerend meerdere bestuursfuncties. Dit huwelijk bleef kinderloos.

* Haar broer Hendrikus Jakobus van Marënhoff (1792-1869) trouwde in 1824 met de jongste zuster van Van Bern, Maria Isabella van Bern (1793-1833), en na haar overlijden in 1834 met een andere zuster van hem, Jannetje Henderika Catrina van Bern (1788-1869). H.J. van Mariënhoff was notaris in Wijk bij Duurstede 1817-1859, burgemeester van Wijk bij Duurstede 1825-1849 en lid van de provinciale staten van Utrecht 1833-1851.

Van Bern overleed op 16 augustus 1851 in Zeist. Vijf dagen later werd hij begraven op de Oude Begraafplaats aan de Bergweg. Vóór zijn bijzetting werden de stoffelijke resten van zijn eerste echtgenote van het kerkhof aan de Dorpsstraat overgebracht naar de dubbele grafkelder A 52-53 en in 1880 vond zijn tweede echtgenote hier op haar wens haar laatste rustplaats.

Een bestuurder in hart en nieren

In 1805 werd Van Bern in Utrecht ingeschreven als theologiestudent. Die studie heeft hij na een halfjaar afgebroken. Hij had meer interesse in een bestuursfunctie. Daarbij kwam dat zijn oom Wouter oud was en zijn oom Willem ziekelijk. Blijkbaar zagen beide ooms de bestuurlijke kwaliteiten van hun neef. Of was het een vorm van nepotisme?

Zijn carrière neemt een aanvang in 1806. Op 8 april werd hij door de Staten van Utrecht aangesteld tot schout, gadermeester  en secretaris van Kattenbroek. In dit gerecht volgde hij zijn overleden oom Willem van Dam op.

Op 6 mei beschikten de Staten van Utrecht gunstig op een rekest van Wouter van Dam waarbij Van Bern - met het oog op de gevorderde leeftijd van zijn oom Wouter van Dam - aangesteld werd tot adjunct-schout en gadermeester* van Zeist. Deze aanstelling gold voor de ambtsperiode van Van Dam.

* Ambtenaar belast met het innen van belasting.

Op 26 september verleenden de Staten van Utrecht goedkeuring aan de benoeming van Van Bern tot adjunct-schout en gadermeester van het gerecht Zeist door Johannes van Laer (1775-1816), ambachtsheer van Zeist. Deze toestemming was nodig op grond van een verordening van 9 juni 1806 met betrekking tot de heerlijke rechten. Deze benoemingsdatum werd later aangehouden als startdatum van zijn bestuurlijke loopbaan.

Tot eind achttiende eeuw was het platteland van de provincie Utrecht ingedeeld in ruim tweehonderd gerechten. Binnen de grenzen van de huidige gemeente Zeist lagen de gerechten De Breul, Kattenbroek, Stoetwegen en Zeist. Kokkertshoeve, Kroos, S. Pieter, Scherpweide, Vierhoeven en Zeisterstraat waren zogenaamde mini-gerechten gelegen binnen de huidige gemeente Zeist. Die kleine gerechten hadden geen rechtelijke functionarissen (schout, gadermeester en secretaris).

Tussen 1798-1802 vond een paar keer een herindeling plaats, waarbij het aantal gerechten drastisch werd verminderd. Na de inlijving van Nederland bij Frankrijk in 1811 vond opnieuw een gemeentelijke herindeling plaats. Bij keizerlijk decreet van 21 oktober 1811 ontstond de gemeente Zeist. De gerechten De Breul, Kattenbroek, Stoetwegen en Zeist werden samengevoegd.

Door de prefect van het departement van de Zuiderzee werd Van Bern op 19 december 1811 jaar benoemd tot maire van de nieuwe gemeente Zeist. Onder koning Willem I werd in 1814 zijn benoeming als burgemeester van de gemeente Zeist gecontinueerd.

Buiten de grenzen van de gemeente Zeist vervulde Van Bern ook diverse bestuursfuncties. Zo was hij van 1806 tot 1812 schout van Rijsenburg; vanaf 1816 burgemeester van Driebergen en vanaf 1818 burgemeester van Sterkenburg. Tevens was hij secretaris van deze plaatsen.

De grondwet van 1814 maakte een onderscheid tussen de stedelijke en plattelandsgemeenten. De organisatie van het bestuur van de plattelandsgemeenten werd geregeld bij een koninklijk besluit uit 1817. In het ‘Reglement op het bestuur ten platten lande in de Provincie Utrecht’ uit 1825 werd de bestuurlijke organisatie van plattelandsgemeenten opnieuw geregeld. Daarin was bepaald dat de burgemeester door de koning werd benoemd. De burgemeester was tevens lid van de gemeenteraad. De benoeming geschiedde voor een termijn van zes jaar en eindigde op 2 januari.

Bij koninklijk besluit van 9 augustus 1825, nr. 66, werd Van Bern tot burgemeester van de gemeente Zeist en tot burgemeester en secretaris van de gemeenten Driebergen en Sterkenburg benoemd. In 1831, 1837 en 1843 werd hij herbenoemd als burgemeester van de gemeenten Driebergen, Sterkenburg en Zeist.

Van Bern was ook gadermeester van de waterschappen Bisschopswetering en Hakswetering*, van de binnenlandse lasten van Stoetwegen en Zeisteroever, van de gerechtshoefslagen van de erfdijk van de Kromme Rijn binnen Zeist en van de Koppelsluisgelden. Van 1847 tot 1849 was Van Bern lid van de Provinciale Staten van Utrecht.

* Later genaamd waterschap Stoetwegen en Cattenbroek.

Van Bern was ook gadermeester van de waterschappen Bisschopswetering en Hakswetering*, van de binnenlandse lasten van Stoetwegen en Zeisteroever, van de gerechtshoefslagen van de erfdijk van de Kromme Rijn binnen Zeist en van de Koppelsluisgelden. Van 1847 tot 1849 was Van Bern lid van de Provinciale Staten van Utrecht.

Binnen de Hervormde Gemeente van Zeist bekleedde hij in de jaren 1812-1851 de functie van administrerend kerkvoogd. Een functie die daarvoor door zijn ooms Wouter en Willem van Dam werd bekleed. Van Bern mocht zich vanaf 1816 gerechtsheer van Scherpweide noemen en vanaf 1831 van Kroos.

Kortom: binnen Zeist was hij een belangrijke persoon en zijn positie werd nog versterkt door zijn grote rijkdom.

Frans Nicolaas van Bern (1786-1851), 1844, schilderij toegeschreven aan Jan Kieft (1798-1870).

Zeist en haar regio in 1884, gemaakt door Craandijk.

Conflict tussen koning en minister over herbenoeming Van Bern

Bij KB van 20 mei 1847, nr. 47, werd aan Van Bern eervol ontslag verleend als burgemeester en secretaris van de gemeente Driebergen ‘onder betuiging van Z.M. tevredenheid voor de door hem bewezene langdurige diensten.’ Hoe oneervol het einde van zijn twee andere burgemeestersposten zou worden, kon hij toen niet bevroeden.

Een burgemeester werd – en nog steeds – door de Kroon benoemd voor een periode van zes jaar, waarna een herbenoeming voor eenzelfde termijn volgde. Aan zijn periodieke herbenoeming als burgemeester van Zeist en van Sterkenburg kwam op 2 januari 1850 een eind. De minister van Binnenlandse Zaken, J.R. Thorbecke, weigerde Van Bern bij de koning voor herbenoeming voor te dragen. Dit leidde tot een conflict tussen de koning en de minister.

De koning vroeg op 26 januari aan de minister naar zijn redenen om Van Bern niet voor herbenoeming voor te dragen. In zijn brief van 28 januari 1850 aan de koning gaf Thorbecke aan dat hij in heel het land een gemeentelijke herindeling wilde doorvoeren. Als voorbereiding wilde hij in de gemeenten die daarvoor in aanmerking kwamen dezelfde persoon als burgemeester aanstellen. Die zou dan aan het proces van integratie leiding kunnen geven. Voor Zeist dacht Thorbecke aan samenvoeging met Driebergen en Rijsenburg. Thorbecke gaf aan C.H. Cordes (1802-1869), sinds 1847 burgemeester van Driebergen, de voorkeur boven Van Bern. Volgens hem bezat Cordes meer kwaliteiten als burgemeester.*

* Over de gemeentelijke herindeling waarover Thorbecke in zijn brief van 28 januari 1850 sprak, werd daarna niets meer vernomen. Sterkenburg werd in 1857 bij Driebergen gevoegd. Driebergen en Rijsenburg bleven tot 1931 zelfstandige gemeenten. Die gemeenten hadden wel dezelfde burgemeester.

Pas op 4 mei dat jaar legde de koning zich neer bij de beslissing van Thorbecke en liet aan deze weten dat hij instemde met de benoeming van mr. W.D.F. Schas tot burgemeester van Zeist. Als opvolger in de gemeente Sterkenburg werd C.H. Cordes benoemd.*

* C.H. Cordes werd in 1850 ook benoemd tot burgemeester van Sterkenburg. Nog in datzelfde jaar trad hij af als burgemeester van Driebergen, Rijsenburg en Sterkenburg in verband met zijn benoeming tot gedeputeerde van de provincie Utrecht.

Uit de in de tussenliggende maanden gevoerde correspondentie blijkt dat Thorbecke anonieme en ongemotiveerde klachten meenam in zijn meningsvorming over Van Bern en positieve berichten over hem terzijde schoof.

Bij KB van 7 mei van hetzelfde jaar werd aan Van Bern eervol ontslag verleend als secretaris van Sterkenburg en daarmee kwam ook een eind aan zijn ambtelijk leven.

‘Uit achting aangeboden door het Gemeentebestuur en vele ingezetenen van Zeijst’

Hoe negatief Thorbecke ook over Van Bern oordeelde, door de inwoners van Zeist werd hij wel geacht. Het bewijs hiervan is een prachtige zilveren schaal die hem als dank werd aangeboden.

De schaal meet 530 x 380 mm. De schaal heeft een brede omhooglopende rand met twee rijk gedecoreerde handvatten en een decoratie aan beide lange zijden. De handvatten en de decoraties zijn geklonken. De buitenste smalle randjes zijn gesoldeerd. Aan de rand is de hoogte 22 mm.
Aan de onderzijde van de schaal staan vier keurtekens.

1 Het meesterteken. De schaal is voorzien van het meesterteken van Johannes Mattheus van Kempen (1792-1877).

* J.M. van Kempen gebruikte het meesterteken op het blad van 1835 tot de verhuizing van de fabriek van Utrecht naar Voorschoten in 1858. In 1835 huurde Van Kempen een kleine werkplaats aan het Oudkerkhof. In 1851 kocht hij het middeleeuwse stadskasteel Freesenburg aan de Oude Gracht.

2 Het gehalteteken. De schaal is gekeurd met een staande leeuw naar rechts en die keur staat voor eerste gehalte zilver (925/000). Onder de leeuw staat het cijfer 1 (gebruikelijk van 1814-1953).
3 Het waarborgteken. Het derde merk is de Minervakop met een letter B in haar helm. Deze geeft de keurkamer aan. Dat was Utrecht.
4 De jaarletter. De letter Q geeft aan dat de schaal in 1850 is gekeurd.

De schaal is extra gestempeld met: ‘VAN KEMPEN, | HOFLEVERANCIER.’ Deze tekst staat in een rechthoek. In 1841 ontving Van Kempen het predicaat hofleverancier.

In het midden van de schaal is het gemeentewapen van Zeist gegraveerd. Het wapen is geplaatst in een ovaal schild dat deels wordt omgeven door eikentakken. Daaromheen een stralenkrans.
In de gedecoreerde banderol onder het schild de gegraveerde inscriptie: FRANS NICOLAAS VAN BERN | Hoofd van het bestuur van de Gemeente Zeist | 26 Septr. 1806 - 1 Janr. 1850.

Deze schaal werd in 1851 in zijn boedelinventarisatie als schenkblad vermeld. Daarbij werd ook het gewicht vermeld; 192 lood ofwel 1920 gram. De waarde werd getaxeerd op ƒ 182,40.

Verder ontving hij een oorkonde op perkament met de tekst: ‘Aan Den Edel. Achtbaren Heer F.N. van Bern gedurende 43 Jaren Schout, Maire en Burgemeester. Uit achting aangeboden door het Gemeentebestuur en vele ingezetenen van Zeijst’. 130 namen staan op de oorkonde vermeld.

Na zijn overlijden zijn de schaal en de oorkonde – evenals een geschilderd portret van Van Bern uit 1844 dat toegeschreven wordt aan Jan Kieft (1798-1870) – via zijn dochter terechtgekomen bij zijn kleinzoon Frans Nicolaas Van der Muelen. Na het kinderloos overlijden van het echtpaar Van der Meulen-Vastwijk* schonken zijn erfgenamen in 1922 de schaal, de oorkonde en het portret aan de gemeente Zeist.

* Frans Nicolaas van der Muelen (1847-1911), gehuwd met Willemina Vastwijk (1846-1922), was een zoon van Johanna Maria Clasina van Bern (1815-1871) - dochter van Frans Nicolaas van Bern en Johanna Maria Marënhoff - en Jan van der Muelen (1816-1849).

De gemeente Zeist heeft de schaal in 2018 aan de Stichting De Zilver-Kamer te Zeist in langdurige bruikleen afgestaan.

Bronnen

  1. R.P.M. Rhoen, Wee de wolf, die in een kwaad gerucht staat. Het einde van het burgemeesterschap van Zeist van F.N. van Bern (1786-1851) in 1850, 2003/2018.
  2. R.P.M. Rhoen, Overzicht van de heren en vrouwen en de bestuurders van de voormalige gerechten gelegen in de huidige gemeente Zeist vóór 1811, 2005/2012.
  3. R.P.M. Rhoen, Zeister buitenplaats Weltevreden aan de Utrechtseweg. De geschiedenis van een schoutenhuis - burgemeesterswoning. Seijst. Deel 1, nr. 2 (2008) p. 31-38 en deel 2, nr. 4 (2008) p. 87-94.